STROOP
          
          Een oude straat met smerige, verwaarloosde huizen ziet
          er na een korte, zomerse regenbui uit als een roestig
          afdruiprek. De bolle straatkeien glimmen als
          biljartballen en lekkende goten zorgen voor een lange,
          naslepende echo van de regenbui. Enkele verdwaasde
          vlinders maken vluchtige bewegingen rond een zwak
          lichtgevende lantaarnpaal en het schelle gekrijs van
          een rioolrat doet een uil op de vlucht slaan. Over het
          blinkend plaveisel beweegt zich waggelend een dertiger
          op versleten gymschoenen voort. Zijn tred is niet
          vastberaden, zijn blik niet strak. Zijn ene arm zwiept
          hij in het tempo van zijn ganzepas heen en weer, met
          zijn andere arm omklemt een ontkurkte, doch
          onaangeroerde fles wijn. Voor de gevel van één der
          monumentale panden in de straat houdt de man stil en
          zet de fles naast zich op het trottoir. Hij plaatst
          zijn vlakke hand tegen de muur van het huis en knoopt
          met zijn andere hand zijn broek open. Een krachtige
          straal urine komt met de muur in aanraking en vindt
          sijpelend zijn weg tussen de bemoste trottoirtegels.
          Als de straal is opgehouden, knoopt hij zijn broek weer
          dicht. Terwijl hij zijn fles oppakt, hikt hij enkele
          malen en vervolgt zijn weg.
             ‘Mexico, Mexicóóóó... Mexi... Oef. Nee, Els. Het was
          zo gezellig. Zó gezellig, Els. Mexico... Ik ben -hik-
          komen lopen en daarom ben ik laat, Els. Wie, o wie, ja
          wie heeft mijn -hik- marmotje gezien? Ja, Els, ik móest
          wel lopen en daarom ben ik zo laat.’
             Vanuit de vochtige verte nadert een figuur. Als de
          man in de dichterbij komende persoon een vrouw herkent,
          staakt hij zijn gelal en probeert hij een evenwichtige
          houding aan te nemen. Na enig doelloos geschommel
          blijkt hij daartoe niet in staat. Hij tracht zich vast
          te grijpen aan een niet-bestaande bar. Boerend stort
          hij neer, in zijn val zijn fles verliezend.
             ‘Zie je dat?! Stom mens! M’n wijn! Een halve -hik-
          fles loopt zomaar naar de maden! O, onrecht,
          onrecht...’
             De inmiddels genaderde vrouw slaat met verbazing de
          ongecontroleerde bewegingen van de dronkaard gade. Deze
          richt een vage blik op haar. Even kijken ze elkaar aan.
          Hij verward en zij met verbazing, overgaand in
          verontwaardiging. Dan klinkt er plotseling een lage,
          doordringende zoemtoon. De vrouw richt haar hoofd met
          een schok op en tuurt gespannen de hemel af.
             ‘Sta toch niet zo omhoog te staren -hik- ! Help me
          liever aan wijn! Komt dat uit de hemel vallen -hik-
          tegenwoordig?’
             De strakke uitdrukking op haar gezicht versoepelt
          als zij ziet, hoe plotseling een forse, lichtgevende
          schijf vanuit de hemel neerdaalt.
             ‘Huh? Wat -hik- krijgen we nou?’
             De komst van de zoemende, warm gloeiende discus
          verblijdt haar zichtbaar. De frivole lach van een
          oprecht blij kind verschijnt op haar gezicht en ze
          maakt aanstalten, zich in de richting van het
          lichtgevende gevaarte te begeven. Ze draait zich
          evenwel eerst om en kijkt in zijn richting. Ze ziet hem
          als een uitgewrongen dweil vanaf de grond het vreemde
          schouwspel met een wazige blik gadeslaan. Ze loopt naar
          hem toe en reikt hem de hand. Op zijn gezicht
          verschijnt een minachtende grijns. ‘Malloot!’ snauwt
          hij. Direkt trekt zij haar uitgestoken hand weer terug
          en loopt in de richting van het gevaarte. Een
          tuimeldeur wordt geopend en ze gaat naar binnen.
          Staande in de deuropening ziet ze, hoe hij zich
          hoofdschuddend opricht. Dan sluit de brede tuimeldeur
          zich weer.
             Luid zoemend stijgt de schijf op en verdwijnt met
          hoge snelheid in de verte, tot het uitspansel niets
          meer prijsgeeft van zijn aanwezigheid. De dronken man
          prijst zich gelukkig, dat hij niet al zijn wijn aan de
          straatstenen is kwijtgeraakt. Hij neemt een diepe slok
          en vervolgt zijn eenzame weg...


Lêstafel
Leestafel
Reading-table

Werom / Terug / Back