‘Vincent, welkom bij de Loge.’

De man tegenover Vincent sprak met een Duitse tongval. Zijn uiterlijk was strak, autoritair. Hij had zijn hand uitgestoken, glimlachend, maar Vincent, wantrouwend als hij was, negeerde de hand. Toch twijfelde hij: zijn wantrouwen ten spijt, de komst naar het kantoor van deze man voelde als een soort thuisreis, hetgeen hij niet kon verklaren.

‘Ik neem het je niet kwalijk, Vincent, ik had je reactie wel verwacht. Wees evenwel mijn gast en ga zitten. Mijn naam is overigens Werner Von Strahlen, maar je mag me ook Spoonman noemen.’ Nadat Vincent zat, ging zijn gastheer tegenover hem zitten en keek hem vragend aan.

‘Wat doe ik hier?’ hoorde Vincent zichzelf vragen. ‘Wat is dat, de Loge?’

‘Ik zal er geen doekjes om winden, Vincent. We hebben je nodig, sterker nog, we rekenen op je. We hebben je een tijdje in de gaten gehouden, en bij deze wil ik je mijn excuses aanbieden voor de soms wat dreigende manier waarop dat gegaan is. Het was … niet onze bedoeling om je in een lastig parket te brengen, we wilden alleen zeker weten of we de juiste man voor ons hadden.’ Von Strahlen verhevigde zijn glimlach. ‘En dat ben je.’

‘En wat maakt mij de juiste man?’

‘Intelligentie. Doorzettingsvermogen. Extreem goede kennis van zaken op het gebied van computers. Werkelijk fenomenaal. Betrouwbaarheid. En natuurlijk… het gevoel.'

‘Het gevoel?’

‘Je hebt het, Vincent, het zit in je. En dat maakt je anders. Daarom hebben wij je nodig, en zul jij je thuis voelen bij ons.’

Vincent keek naar Von Strahlen. De zelfverzekerdheid waarmee zijn gastheer sprak, irriteerde hem ietwat. Aan de andere kant voelde hij een bepaalde rechtvaardigheid aan de hele situatie.

‘Zoals ik al zei: welkom bij de Loge.’

‘En als ik er nou eens helemaal geen zin heb, als ik nou eens helemaal niet mee doe, met die Loge?’ Vincent stelde de vraag maar wist het antwoord al.

Von Strahlen draaide met zijn bureaustoel in de richting van het raam en aanschouwde het wolkendek, dat langzaam leek open te breken.

‘Maar je doet wel mee, en dat weet je.’

Vincent wist dat Von Strahlen gelijk had. Zonder te weten wat de Loge was, voelde Vincent dat het goed was. Dat was natuurlijk ‘het gevoel’ waar hij het over had.

Von Strahlen stond op en liep naar een vitrine kast. Achter de glaswand bevond zich een klein model van het zonnestelsel, zo’n halve meter doorsnede. ‘Kijk, Vincent.’ Von Strahlen haalde het model uit de kast en plaatste het op een tafel.

Vincent bekeek het model aandachtig en zag onmiddellijk dat de buitenste planeten ontbraken. De planeten werden voorgesteld door kleine balletjes, met behulp van dunne ribben bevestigd aan een centrale basis. Bovenop de basis bevond zich de zon, onbeweegbaar. Von Strahlen draaide de planeten zo dat ze vrijwel in een rechte lijn stonden.

‘Cinco de Mayo. 5 mei 2000. Nog een jaartje.’

Von Strahlen haalde een koffielepeltje uit zijn zak en begon er mee te spelen.

‘Vincent, je gaat komend jaar twee reizen maken.’ Hij pauzeerde even. ‘De eerste reis zal leiden naar het zuiden van Mexico.’ Werner wees een plek aan op een wereldkaart, die aan de muur hing. Ik ga met je mee en we vertrekken over een paar weken.’

Von Strahlen plofte weer neer in de lederen stoel en tuurde peinzend voor zich uit.

‘Maar ik zal je moeten vragen om er rekening mee te houden dat je niet meer terugkeert.’

‘Niet meer terugkeert uit Mexico?’

‘Inderdaad. Ik realiseer me dat dat moeilijk voor je zal zijn. Ik had het ook voor je kunnen verzwijgen, en het je pas in Mexico te vertellen, maar ik speel graag open kaart met je. Je zult afscheid moeten nemen van je vrienden, je familie. Net zoals ik.’

Vincent dacht onmiddellijk aan Marlies. Ineens werd hij bevangen door een enorme aversie tegen de hele gang van zaken. Afscheid nemen van familie, vrienden? Wat in de wereld kan zo belangrijk zijn, dat hij zijn huidige leventje vaarwel moest zeggen? Wie dacht Von Strahlen wel dat hij was?

Vincent stond op en keek hem indringend aan.

‘Wie denk jij dat je wel bent?’

Vincent hoorde het zichzelf zeggen, en wist meteen dat het niet zo overtuigend klonk als hij gehoopt had. En Von Strahlen, met z’n glimlach, wist het ook.

‘Het gaat niet om mij, Vincent. Het gaat om iets van het grootste belang. Het allergrootste belang.’

Vincent ontweek de ogen van Von Strahlen.

‘Bekijk het maar.’ Hij draaide zich om en liep naar de deur.

‘Vincent!’

Vincent verstijfde en keek om. Von Strahlen drukte zijn duim tegen de bolling van het lepeltje.

‘Vincent, de mensheid heeft je nodig…’

Het gevoel. Vincent voelde alle weerstand wegzakken. Dat verdomde onbestemde gevoel. Vincent voelde de dreiging al wekenlang. En dit, deze ontmoeting, dit … Cinco De Mayo, het maakte er deel van uit.

Weerstand was zinloos. Vincent liep terug en ging weer zitten.

‘En de tweede reis?’ vroeg Vincent.

Von Strahlen liet het lepeltje ronddraaien op zijn vinger en stopte het weer weg.