ONGEWENST
De nacht is koud en stil. Zwoegend sleep ik mij over
het zand voort, duistere, onbegaanbare bospaden
volgend. Ze zijn leeg en verlaten, net als ik nu. Ze
zijn donker en verwarrend en slingeren doelloos weg,
net als mijn geest nu.
Mijn route is goed. Kies ik de juiste weg? De angst.
De twijfel. De machteloosheid, de radeloosheid en
tóch... Doorlopen.
Het is mistig. Ik pink een traan weg. Was het de
mist? Mijn gedachten worden als in een draaikolk
telkens weer naar dat ene punt gezogen. Nee! Niet het
waarom telt nu, maar slechts het doel is van belang.
Het geluid van een brekende tak onder mijn neerkomende
rechtervoet doet het effekt van de draaikolk een moment
lang verloren gaan. Enkele vogels verwijderen zich
krijsend uit een hoge boom. Mijn reis is zinvol; mijn
reis moét zinvol zijn. Het gebeurde is van zó een
invloed op mijn leven, dat het gebeurde niet gebeurd
kán en mág zijn. Het ís dus niet gebeurd en mijn reis
is dus zinvol. Mijn doel zal worden bereikt.
Lang zal het nu niet meer duren. Nu reeds word ik de
duidelijk herkenbare driepuntseik gewaar, de plaats
waar drie bospaden samenkomen, hier in het hartje van
het woud. De wassende maan werpt zijn zilveren
schijnsel op dit voor mij zo belangrijke punt. Mijn
voeten. Hoe lang loop ik al? Mijn besef van tijd en
afstand vervaagt. Ik voel een drang te gaan zitten. Wat
is de zin hiervan? Ik weet toch dat...
Nee! Niet mijn gedachten, mijn donkere, verwarrende
gedachten, maar slechts het doel wil ik geloven. Als ik
mezelf overgeef aan mijn gedachten, zal deze
driepuntseik wellicht mijn eindbestemming worden. En
zal ik het slachtoffer worden van mezelf, net als velen
voor mij. Hun weg zal ik niet bewandelen. Mijn oloroon
zal zegevieren, niet het willekeurige en
onsamenhangende spel der gedachtenkronkels, dat men
ingeving noemt.
Ik vervolg mijn weg en neem het rechterbospad, het
kritieke punt achter mij latend. Mijn eerste
overwinning; de overtuiging dat ik mijn doel zal
bereiken, wint aan kracht. Ik verhoog mijn tempo. Nog
even, dan mijn bestemming en vervolgens mijn doel. De
atmosfeer in het woud is in perfekte harmonie met mijn
gemoedstoestand. Stil, afwachtend. Een hoopvolle
stilte, maar dieper dan deze ogenschijnlijk absolute
stilte tóch het leven, de onrust.
Nu knerst het grind onder mijn voeten. Het grind van
mijn bestemming. Het huis is groot, de ramen zijn
gesloten, de lichten gedoofd. Het maakt niet uit. Mijn
hart bonst. Met mijn rechterhand beweeg ik de
deurklopper enkele malen tegen de hoge eigen voordeur.
Het geluid is allesoverheersend. Een licht gaat aan.
Door een half doorzichtig raampje in de deur zie ik een
schaduw naderbij komen. De deur wordt ontgrendeld. Ik
open mijn mond. ‘Is ze... Is ze al thuis?’
Het slaperige gezicht van de oude vrouw tegenover
mij betrekt. Een traan loopt over haar wang. Een
krakende stem antwoordt: ‘Jongen toch... Ze is niet
meer. Dat weet je toch?...’
Lêstafel
Leestafel
Reading-table
Werom / Terug / Back