KRACHT
          
          Eindelijk bracht mijn opgestoken duim een auto tot
          stilstand. Ik had er lang genoeg op moeten wachten dit
          keer, langer dan gebruikelijk, maar de aanblik van de
          wagen deed mij er geen moment aan twijfelen of het
          wachten was de moeite waard geweest. Een prachtige open
          sportwagen had zich uit de gonzende sliert doorsnee
          automobielen losgemaakt en was gestopt om míj mee te
          nemen. De uitzonderlijk hoge temperatuur van deze dag
          maakte het meegenomen worden door juist deze wagen tot
          een geschenk uit de hemel. De zon, die inmiddels zijn
          hoogste punt aan de hemel had bereikt, had reeds velen
          die dag aangespoord tot het ondernemen van verkoelende
          aktiviteiten, het liefst met vrouw en kind, de
          surfplank op het dak van de auto, en ver van huis.
          
          Zo niet in mijn geval. Argeloos wierp ik het kartonnen
          bordje, waarop ik in blokletters mijn bestemming had
          vermeld, in de berm en nam plaats in de tweezitter,
          waarvan het rechterportier reeds uitnodigend openstond.
             ‘Hallo,’ zei de dame achter het stuur tot mij.
             ‘Hallo,’ antwoordde ik, terwijl ik de
          veiligheidsgordel bevestigde.
             ‘Breda, hè?’ vroeg ze, terwijl ze de snelheid van
          haar sportwagen zo snel opvoerde, dat ik met grote
          kracht in mijn stoel werd gedrukt.
             ‘Ja. Komt u zover?’
             ‘Zeg maar gewoon jij tegen me. Ik ben onderweg naar
          Brasschaat, nabij Antwerpen. Ik rij Breda niet in, maar
          ik wil je er wel aan de kant van de weg afzetten.’
             ‘O. Dat is al heel fijn.’
             ‘Hoe heet je trouwens?’
             ‘Symon.’
             ‘En hoe oud ben je?’
             ‘Vierentwintig.’
             ‘O. Ik ben Wenda.’ Een tijdlang was alleen het
          brommen van de motor en het suizen van de wind te
          horen. Haar leeftijd noemde ze niet, maar ik schatte
          haar rond de dertig. Haar korte, zwarte haar was
          gecoupeerd in twee naar voren stekende lokken, die ter
          hoogte van haar oren op haar wangen hingen. Wenda had
          de snelheid van haar wagen inmiddels dermate hoog
          opgevoerd, dat de rijwind mij zo nu en dan bijkans de
          adem afsneed. Ik keek op de snelheidsmeter en zag, dat
          de wijzer de honderdtachtig kilometer reeds was
          gepasseerd.
             ‘Je hebt toch geen angst, zeker?’ vroeg ze
          verwonderd.
             ‘Nee hoor,’ reageerde ik, ‘dat heb ik alleen bij
          mensen die onzeker zijn in het verkeer.’
             ‘Dank je. Bevalt de auto je, of houd je niet van
          auto’s?’
             ‘Om je de waarheid te zeggen, ik heb niet zoveel
          verstand van auto’s, maar dit vind ik een heel mooie.
          Wat is het er voor een?’
             ‘Dit is een Alfa Spider. Vier cilinders, dat wel,
          maar toch een twee liter motor en flink wat kracht, je
          merkt het wel zeker...’
             ‘Ja, inderdaad. Ik kan me niet herinneren dat ik me
          ooit zo snel over de autosnelweg heb voortbewogen.’
             De naald van de snelheidsmeter had nu de magische
          grens van tweehonderd kilometer per uur overschreden.
             ‘Met deze wagen ben je dan ook, voordat je het weet,
          waar je wezen wilt,’ zei Wenda, wijzend naar het bord,
          waarop de eerste afslag Breda vermeld stond. ‘Waar wil
          je dat ik je afzet?’
             ‘Bij de afslag Mastbosch graag. Van daaruit ben ik
          het snelst thuis.’
             De afslag naderde. In de verwachting, dat Wenda me
          op de vluchtstrook zou afzetten, had ik mijn
          veiligheidsgordel reeds losgemaakt. Wenda nam echter de
          afslag, in plaats van op de vluchtstrook te stoppen.
             ‘Je zou me toch op de vluchtstrook afzetten?’
             ‘Ik ben van gedachten veranderd. Links of rechts?’
             ‘Eh... Hier links, dan.’
             De sportwagen draaide links de weg op en
          vermeerderde snelheid. Weer werd ik met grote kracht in
          mijn zetel gedrukt.
             ‘Dan moeten we hier straks weer linksaf, in de
          richting van het Ginneken.’
             Wenda zweeg, begon nu echt roekeloos te rijden en
          sloeg rechtsaf in plaats van linksaf.
             ‘Línksaf, zei ik! Niet het bos in!’
             Wenda antwoordde niet. Ze glimlachte slechts en
          manoeuvreerde haar wagen met hoge snelheid door het
          bos. Ik werd bevangen door een vreemd soort angst en
          wilde uit de auto springen, maar de snelheid was daar
          te hoog voor. Na enkele kilometers draaide Wenda de
          wagen een bospad in en stopte op een plaats waar geen
          mens in de omtrek te bekennen viel. Ze zette de motor
          af en boog zich naar me toe. Ik trachtte het portier te
          openen, maar zij greep me stevig bij mijn arm vast. Ik
          gilde, ik schreeuwde, maar niemand scheen het te horen.
          Ik was hier alleen met haar, en zij nam bezit van mij,
          volledig tegen mijn wil in...


Lêstafel
Leestafel
Reading-table

Werom / Terug / Back