This text in English

          ESSEF
          
          ‘Hoi mams.’
             ‘Hallo jongen. Er staat thee op het lichtje. Hoe was
          je schooldag?’
             ‘Hm.’
             ‘Wat is ”hm”? Je hebt weer zitten dromen zeker?’
             ‘Nee hoor. Eerste uur maatschappijleer. Was wel
          grappig.’
             ‘Vertel eens.’
             ‘Over ruimtevaart en het nut ervan.’
             ‘En?’
             ‘O, er was een gastspreker, die struikelde over de
          drempel toen hij de klas binnenkwam en toen begon hij
          ook nog eens zijn hele verhaal van een papiertje voor
          te lezen. Ze hadden ons beter een stencil kunnen
          geven.’
             ‘En, was het wel leerzaam?’
             ‘Léérzaam? Die vent had het over ”de grenzen van het
          heelal”. Dat is klinkklare onzin. Die bestaan helemaal
          niet!’
             ‘Hoe is het afgelopen met tekenen? Je had iets
          ingeleverd moeten hebben vandaag.’
             ‘Hm... Ja, da’s wel gelukt.’
             ‘En je had nog niets af toen je naar school ging?!’
             ‘Ik heb tijdens maatschappijleer een karikatuur van
          die gastspreker zitten maken.’
             ‘Heb je díe ingeleverd?’
             ‘Natuurlijk.’
             ‘Tsss... En neemt die tekenleraar zoiets serieus?’
             ‘Hij moet wel. Het is toch mijn werkstuk?’
             ‘Heb je ook nog iets zinnigs uitgevoerd vandaag?’
             ‘Nederlands was wel interessant. Over de parodie in
          de Nederlandse literatuur.’
             ‘Drink je thee eens op. Ik heb die niet voor niets
          gezet. Heb je in het tussenuur nog wat aan je huiswerk
          gedaan?’
             ‘Hm... Is er niet echt van gekomen eigenlijk...’
             ‘Niet van gekomen? Wat heb je dan gedaan?’
             ‘Een stukje geschreven.’
             ‘Een stukje? Waarvoor?’
             ‘Weet niet. Voor de schoolkrant misschien.’
             ‘Hoe heet het?’
             ‘Essef.’
             ‘Laat me eens lezen.’
          
          Ze stond op, verschoof haar stoel en ging weer zitten.
          De riem knelde rond haar middel.
             ‘Voel jij je wel goed?’
             Deze vraag verbaasde haar niet in het minst. Ze had
          immers al gemerkt, dat haar gedrag de aandacht van de
          aanwezigen in de lounge had getrokken. Zonder een blik
          te werpen op de vraagsteller, antwoordde ze: ‘Prima
          hoor. En jij?’
             De groene Marodische pruikepikker keek verlegen naar
          de grond en stamelde: ‘Ook wel eh... Maar ik dacht zo
          van... ja, je weet wel, hè.’
             ‘Verdomme, wat een pruikepikker,’ concludeerde ze
          met afkeer, ‘en nog wel een groene... Slechter kon ik
          het niet treffen.’
             ‘Dikke zever!’ brieste Anau Hiram, de leider der
          Maroden. ‘Wanneer houden jullie daar nu eens mee op en
          beginnen jullie eens aan jullie taak?!’
             ‘Als jullie ophouden met die eeuwige sexuele
          passiviteit, stuk addergebroed!’
             De Maroden stonden als één man op. Anau balde zijn
          vuisten en zei: ‘Als het zó moet, zijn wij hier over
          één minuut weg en proberen jullie zelf de Maroden maar
          met de Ziiten te kruisen!’
             Mirna stond op en liep direkt naar de uitgang.
             ‘Hoor eens, ik maak een rappertje, jullie krijgen
          een discommandatie en ik krijg gewoon de roebels waar
          ik recht op heb. Morgen kom ik weer bij een zooitje
          krielkippen als jullie en daar verdien ik net zoveel
          aan.’
             ‘Hoe bedoel je dàt in godsnaam?! Denk je dat je hier
          bij de Nefroten zit?!’
             Dit was tegen het verkeerde been. Haar eigen Frem
          was een Nefroot en was met zijn ras ten onder gegaan
          als een echte krijger. Nooit zou zij hem vergeten.
             ‘Basta!’ Woedend verliet Mirna de ruimte en wierp
          zich in de kilte van nachtelijk Syanië. Anau snelde
          haar achterna. ‘Mirna, nee, wacht!’
             Anau was vergeten dat een Marod zich ‘s nachts niet
          in de buitenlucht moest begeven, alvorens alle
          openingen in zijn lichaam met kurken afgedicht te
          hebben. Het was te laat. Met een ijzige schreeuw blies
          Anau zijn laatste adem uit en zeeg ineen voor de
          deuropening.
             Mirna keek om en glimlachte. Een gevoel van
          genoegdoening overkwam haar en ze rende verder. Ze
          moest zo snel mogelijk bij de Cannaben zien te komen.
          Dat dit niet mee zou vallen op dit tijdstip van de
          nacht, wist ze wel.
          
          Met een grote vaart kwam er een montrin aanrijden over
          de tweebaans intermendronale spietwee. Mirna ging
          midden op de spietwee staan en stak haar armen omhoog.
          Met een zuigend geluid kwam de montrin tot stilstand.
          Mirna liep naar het bestuurderscompartiment toe. De
          bestuurder opende zijn ventrobit en keek Mirna vragend
          aan. Deze keek verbaasd op bij het zien van het gezicht
          van de bestuurder. ‘Ynott! Jíj hier?’
          
          Inmiddels hadden de drie overgebleven Maroden hun gaten
          met stevige kurken afgesloten en waren aan de
          achtervolging begonnen. Hun onfeilbare intuïtie leidde
          hen naar de spietwee, waar Mirna op dat moment juist de
          montrin van Ynott aanhield.
             ‘Daar is ze!’ schreeuwde de kleinste Marod.
          
          ‘Eh... verrek! Mirna! Jíj?!’
             ‘Vlug!’ onderbrak Mirna hem. ‘Ik rijd met je mee! Ik
          leg het je dadelijk allemaal wel uit.’
             Mirna stapte in de montrin en Ynott bracht het
          vierdimensionale apparaat in beweging. Ynott keek Mirna
          niet- begrijpend aan. ‘Wat... wat is dit allemaal? Wat
          heeft dit te betekenen? Jij was toch Anorodiër geworden
          toen Zod drie melenia terug uit Syanië vertrok om de
          Zoönen te verruilen voor het definitieve en naar zijn
          zeggen oneindige Anawrin?’
             Mirna herinnerde zich deze achterlijke leugen uit de
          tijd dat zij anoniem prostituée Semka was.
             ‘Ik ben van gedachten veranderd, lieve Ynott. Dat
          leg ik je nog wel een keer uit.’
             Mirna bracht haar rappe handen naar Ynotts kruis en
          begon te strelen. Ynott begon te zweten. Mirna had het
          echter snel in de gaten. ‘Je bent... je bent een
          Marod!’
             Ze wenkte haar fronsbrauwen en trok haar hand terug.
             ‘Ja Mirna, ik ben een Marod geworden,’ sprak Ynott
          met een strak gezicht. ‘Iedereen zal een Marod worden,
          Mirna.’
             In zijn linkerhand zag Mirna een ongeopende fles
          wijn blinken...
          ‘Hoe vond je het, mams?’
             ‘Hm...’


Lêstafel
Leestafel
Reading-table

Werom / Terug / Back