Een bonte verzameling
niet gepubliceerde verhalen, gedichten en
andere literaire losse flodders
van Sytze Backer
Samengesteld door
Sytze Backer
VOORWOORD
Voor een goed begrip van Sytze is het bezit van de
volgende werken onontbeerlijk:
Het Beest (1983)
Vragen (1983)
Het Drijven (1985)
Een Vreemde Vogel (1987)
Non Qua Sytze (1988)
Onder Honden (1988)
Ballaria (1989)
Verhalen van de nacht (1992)
Amoebe Tien (1995)
Rag (1998)
Snippers, verzameld niet gepubliceerd werk
Zijn brieven, gebundelde correspondentie
De Papenmuts sessies, een overzicht
Sytze Perspublikaties, een overzicht
Sytze Spreekt!, een interview
Beestsongs (8303-8304)
The Clash - Magnificent Seven
The Clash - The Call Up
The Clash - One More Dub
Pisa - Als ik maar niet meer op de poef hoef
David Bowie - Let's dance
Minnie Ripperton - Loving you
Toontje Lager - Zoveel te doen
Richard Harris - Mac Arthur Park
Roxy Music - The Same Old Scene
The Doors - Riders on the storm
Conny Vandenbosch - (!)
The Deal - Welk een banaal gedrag
Serge Gainsbourg - Je t'aime, moi non plus
Mondeling Nederlands Belsand Foël (8308)
(Vragen sessie, Zandvoort - ergens in chique horeca
gelegenheid)
”Beschouwen wij de literatuur van de tachtiger jaren,
dan valt onmiddellijk een accent op Sytze Backers
”Vragen”. Deze gedichten- en verhalenbundel springt
duidelijk uit boven alle andere werken in dit genre. De
werken uit de bundel zijn doorspekt met gedachten uit
hogere sferen en zijn geheel anders dan de neo-
realistische werken van Hensen, De Mees en Kelderman,
die ongeveer tegelijkertijd uitkwamen.
In de eerste instantie lijkt ”Vragen” een onbelangrijke
verzameling werkstukken, maar weinig mensen realiseren
zich, dat vele schrijvers uit de 21e eeuw geïnspireerd
zijn door Sytze Backer. Zelfs ......
Sytze van A tot Z (8311)
Centraal, filosofisch, gnomisch
Kwintaal, loopneus, narcose
Opstel, stuizebollen, tabernakel.
Bij tabernakel ga ik terug. Helaas.
Acrostichon, alexandrijn, amaryllis
Analgeticum, annus, apertuur
Areaal, atomisch, bandage.
Atomisch, bandage...
Ik sta er nog niet in.
Onmacht (8504)
De maan is mijn moeder
Mijn vader is de zon
Het onweer mijn broeder
Ik wou, dat ik iets anders bedenken kon.
Verwondering (850409)
‘Wat is Sytze toch de hele middag aan het uitspoken? Ik
heb hem al een hele tijd niet van zijn hok af zien
komen, terwijl hij normaal zo druk is dat hij bijna
niet te houden is.’
‘Sytze? Die zit al de hele dag te schrijven.
Blokken, hele blokken vol. En als hem iets niet bevalt,
maakt hij er een propje van en werpt hij dit
gevoeglijk, meedogenloos, zonder de minste twijfeling
of mompeling uit zijn openstaande zolderraam. Het
laatste wat hij tegen mij zei, was: ”Ik neem nog een
laatste slok, voor het gebeuren gaat. Geef me een
hand.” Ik deed dat toen maar, en toen zei hij
”vaarwel”, liet een oorverdovende scheet, sprong voor
het portret van grootvader Onno Backer in de houding en
liep onder het zingen van de Marseillaise de trap op
naar zolder. Van die jongen begrijp ik werkelijk niets.
Wat moet er toch later van hem worden? Zo komt er toch
niets van die jongen terecht? En dan heeft-ie ook nog
eens een paar van die flessen vermouth op zijn bureau
staan, waar hij om de haverklap zijn glas mee
volschenkt. Het is niet te geloven.’
‘Je geeft hem ook een totaal verkeerde opvoeding,
Hanne. Zoals Jekke, jeweetwel, van Hobbe, haar Tjekko
opvoedt, lijkt het me beter. Strenge tucht. Bij iedere
neiging tot cultureel geweld die pen uit de handen
trekken, dat zal ‘t hem doen, let op mijn woorden. Dan
schrijven ze van z’n levensdagen niet meer. Dat hebben
ze bij Edgar Allan Poe ook gedaan. Alleen toen trokken
ze iets te hard.’
Noodkreet (850409)
En ja hoor. Sytze Backer start nu van de schrijvende te
doen. Hij zit hier in het kleine hotelkamertje aan de
Hogeweg nummer vijftig te Zandvoort, enigszins beneveld
door de Martini die hier in rijke hoeveelheden stroomt
in verschillende kleuren.
Hier wordt ‘druk’ gewerkt aan de opvolger van
”Vragen”, behalve door P., die met zijn ongelooflijk
luie en niets ontziende, afgrijselijk geurende kont op
mijn bed zijn roes ligt uit te meuren, naar knoflook
gierend en in zijn semi-slaap afgrijselijke kreten en
pornografische opmerkingen slakend.
Hoe lang zal dit nog duren? Wanneer wordt hij wijs?
Is dan inderdaad het enige, waaraan hij kan denken, het
meisje dat hij noodgedwongen in het verre Brabant van
de achterlatende doet?
Het is een trieste gewaarwording, te beseffen, dat
datgene wat je niet beseft, ook nooit waar zal worden
in deze trieste omstandigheden. Ik zie er echter wel
van komen, dat P. straks na zijn veertiende
diarreescheet en na wat etensresten geloosd te hebben
op diverse daarvoor bestemde plaatsen, toch nog zijn
pen ter hand neemt en na het opborrelend maagzuur van
zijn allerlaatste bierboer te hebben weggeslikt, een
schrijving neerpent met alle kracht die hij in zich kan
verenigen.
Mijn vraag aan u nu is, P., zou het ooit kunnen
bestaan, dat gij zich met evenveel fanatisme op het
schrijven stort, als op het jousten?
Sy.
Note (851006)
Jasper,
Wij, Sytze Backer, zitten beneden op het strand,
twintig stappen zeewaarts vanaf de gele Bols-vlag.
Syba.
Zandvoort, 6 oktober 1985
Welaan, geachte oloroongenoot,
Ik dacht dat dit moment een uitstekende gelegenheid
was, u een gedachtenvonk over te doen springen in de
vorm van onderliggend ‘petit mot’.
Mijn korte verblijf hier in mijn achterland doet ons
goed. Dat het weer nog onverhoopt de goede kant is
uitgeschoten, doet mij deugd maar verder niet terzake.
Relevanter is het feit, dat alhier enige creaties
uit ons brein van de voortspruitende zullen doen,
vandaag.
Inmiddels verblijf ik, al schijtende hier in de
uitzichttoren, in de hoopvolle afwachting van uw
ongetwijfeld interessante antwoord.
Syba.
Laat mij terugdenken, twaalf uren geleden, toen alles
nog normaal was. Nu, twaalf uren later dus, staat alles
op zijn kop. Alleen: men merkt het niet, dankzij de
kracht die wij gravitatie noemen. En aan diezelfde
kracht heb jij te danken, dat, terwijl jij hier op deze
hoogte zit te schijten, de drollen niet langs je
ribbenkast omhoog glijden, en, een bruin spoor
achterlatend, zoevend het heelal in verdwijnen.
Amen.
Optipinie (8606)
O
Wat is ‘t toch fijn
Dat alles is
Zoals ‘t moet zijn!
Pessipliek (8606)
Ach
Wat is ‘t toch naar
Dat dit niet klopt
Was ‘t maar waar!
Blubbers (861127)
Een ambtenaar uit Leeuwarden
Telde eens Lubbers zijn miljarden
Maar na een dag of tien
Hield hij het voor gezien
En zei: ”Dit is niet te harden!”
Stof (870128)
Een rustige ochtend ergens in een vredig dorpje. Een
kraanvogel vloog verschrikt en met zenuwachtige
bewegingen over het dorp en ergens gromde een oude man
door zijn pijp. Een autochtoon zou hebben begrepen dat
de grijsaard de woorden ”een vreemdeling” gegromd had.
Maar diezelfde autochtoon zou dat zelf wel opgemerkt
hebben als hij de moeite genomen had, zijn autochtone
hoofd in zuidelijke richting te keren en de saaie
hoofdstraat af te turen in plaats van naar grommende
grijze mannetjes te luisteren of naar krijsende vogels
te kijken. Hij had dan kunnen zien, hoe een vreemdeling
te paard het dorpje op indrukwekkende wijze binnentrad.
Met matige snelheid sjokte het dier zich een weg
door het dorpje en met regelmatige tussenpozen van bij
benadering vijf stappen ontsnapte er, onder begeleiding
van een vreemd, gorgelend geluid, een massa bruine brij
uit zijn achterste, welke met een zindelijk ‘plof’ op
het rulle zand neerkwam.
Verbaasd en ontstemd sloeg een vrouw, wier omvang
het met gemak kon opnemen tegen haar lengte, de
bewegingen van het vreemde paard gade en, na een blik
geworpen te hebben op de schier oneindige reeks met
regelmaat neergewakte plakken drek, verplaatste zij
haar focus naar het gezicht van de naderende
vreemdeling. Als zij dacht, dat het paard de enige was
die de dorpse, zanderige hoofdstraat bevlekte met
vochtige vormsels, vergiste zij zich deerlijk. De
ruiter, hoogstwaarschijnlijk in het bezit van meer
baduren dan het paard zelf, vertoonde enkele
merkwaardige overeenkomsten met zijn trouwe viervoeter.
Ergens tussen de tweede en de derde pas van het paard
ontsnapte er met een zwierige boog, nu eens links, dan
weer rechts van hem, met grote snelheid een grote,
groene klodder fluim uit zijn mond, welke telkenmale
nog enige wijle triomfantelijk op de stoffige grond
bleef natrillen, gelijk een vettige vanillepudding.
‘Hee zeg!’ Het hoofd van de dikke vrouw liep rood
aan bij het aanschouwen van zulk een vunzig vertoon. De
cowboy hield zijn paard stil en zowel het paard als
diens berijder staakten hun periodieke kwakjes.
‘Kejje dien vulligheid niet thuushouwe, tizzier gin
vullisbelt!’
De cowboy zweeg en reed verder, de dikke vrouw
negerend.
‘Wacht maar! Ik zorg tur wel voor dat jij ut dorrep
nie meer uitkomp, ventje!’ De dikke haalde een bolletje
ter grootte van een pingpongballetje tevoorschijn dat
fel groen licht uitstraalde en draaide de helften een
halve slag ten opzichte van elkaar. Het bolletje
straalde opeens geen groen licht meer uit. Nee, het
bolletje straalde nu rood licht uit en ergens op het
bolletje werd een alarmerend zwart puntje zichtbaar. De
dikke richtte het zwarte puntje op de wegrijdende
cowboy.
De grijsaard sloeg het schouwspel hoofdschuddend
gade en klopte zijn pijp tegen de onderkant van zijn
dikke lederen laars uit. ‘Spaar ons Heer,’ verzuchtte
hij. ‘Niet nogmaals...’
De vrouw bewoog haar worstelijke duim in de richting
van de onderste helft van het bolletje, maar vooraleer
zij het genoegen mocht proeven, het vervaarlijke
apparaat tot ontsteking te brengen, had de vreemdeling
zich reeds omgedraaid, in een wijle tijds, korter dan
die, benodigd voor het knipperen met een ooglid, zijn
Colt punt vijfenveertig getrokken en in werking
gesteld, richtend op zijn belaagster. Het projectiel,
een koud, dood stukje metaal zonder gevoel of
mededogen, simpelweg zijn taak verrichtend zonder
daarbij acht te kunnen slaan op de ethische aspecten
ervan, boorde zich een weg door de verschillende lagen
van het lichaam van de vrouw en raakte ergens een
essentieel orgaan, welke collusie een niet
onaanzienlijke uitwendige bloedstroom veroorzaakte.
Voordat de grijsaard kon zien, hoe de vrouw onder
hartverscheurend gekreun ter aarde bonkte, had de
vreemdeling zijn dodelijk wapen reeds achter zijn
broekriem teruggestoken en opnieuw enkele rochels uit
zijn mond laten ontsnappen.
De grijsaard herinnerde zich de woorden van zijn
grootvader: ‘Eens komt de dag, dat ik op aarde
terugkeren zal. Mijn komst zal eenieder verrassen. Maar
zorgt, dat ge rein zijt...’
Telefoongesprek (870128)
In de grote pyramide van Sybol rinkelde de telefoon.
‘Met Sytze Backer.’
‘Met wie?’
‘Sytze Backer.’
‘O...’
Korte stilte.
‘Dan ben ik verkeerd verbonden, vrees ik.’
‘Godverdomme! Vuile klootzak! Kun je godverdomme
niet eens het goede nummer draaien?!! Vuile teringjanus
die je bent!! Denk je dat ik niets anders te doen heb
dan telefoontjes van verkeerd verbonden lijers
beantwoorden! Ik zit midden in een creatief proces, jij
stinkende eikel!’
De man aan de andere kant van de draad had - zich -
inmiddels opgehangen.
Op de Vogel (870422)
Een vogelfanaat uit Nieuw-Greven
Kocht eens een vogel met andermans leven
Trots als een pauw
Toog hij naar zijn vrouw
Doch werd door haar de dood ingedreven.
Haiku (870422)
Eersteklas hennep
Uit de tuinen van Sybol
Niets voert je hoger.
Jaloezie? (870423)
Een cafébaas uit de Jordaan
Trof zijn vrouw eens met een ander aan
Hij pakte zijn geweer
Schoot het stelletje neer
En at toen voldaan een banaan.
Ha die Gofie (870801)
Ik schrijf je dit korte briefje vanaf mijn buiten in
het zonovergoten Aslaria, alwaar horden fans zich voor
de smeedijzeren hekken verdringen, teneinde een simpele
krabbel van mij in hun boekjes te bemachtigen.
Je zat ernaast, maat. Van de Vogel alleen al zijn er
in Aslaria zo’n dikke drie miljoen exemplaren onder de
toonbank gegaan. En kom nou niet met het verhaal dat
dat wel zal liggen aan het fraaie dicolon waarin het
kaftje is uitgevoerd, want dat zijn ze in Aslaria wel
gewend.
Nee, de critici in dit land zijn het er unaniem over
eens, dat het fenomeen Backer buiten zijn geboorteland
Aslaria net zoveel belangstelling verdient als
erbinnen. En, terwijl ik nog eens een Tabacco
Decadenzio opsteek, voeg ik hier het volgende aan toe:
in Aslaria is mijzelf het gesprek van de dag.
‘Heb je de Vogel al?’
‘De Vogel? Wat is dat?’
‘De nieuwe van Backer!’
‘Backer? Heeft die een nieuwe?’
‘Ja!’
‘.....!’ (rent weg, vloekend, naar de boekenwinkel).
Meer hoef ik hier niet aan toe te voegen, zeker? Ik heb
me zojuist verplaatst naar mijn hangmat. Whisky-soda
wordt me straks gebracht door twee van mijn veertien
servants. De Ravenna staat te blinken in de gekoelde
garage en is al vier dagen niet aangesproken omdat ik
in dit land door het Ministerie van Cultuur drie
mutraks tot mijn beschikking heb gekregen.
Van mijn nieuwe bundel ‘Non Qua Sytze’ zijn de
filmrechten al verkocht voordat het boek verschenen is.
Ik zal u ook een exemplaar toesturen.
O wee!
Groetjes, S.B.
Onbegrijpelijk citaat 1 (870801)
‘Nee lul. Denk nou gewoon aan wat je wil schrijven man.
Dat verander je in het begin dan wel. Bedenk nou gewoon
een thema en schrijf iets.’
Onbegrijpelijk citaat 2 (870801)
‘Ik ben waarschijnlijk de enige persoon op deze wereld,
die meer met een BIC-pen schrijft, dan erop kauwt.’
Onbegrijpelijk citaat 3 (870801)
‘Houd je muil en schrijf!’
Papenmuts overpeinzing (870808)
Is er op deze entire aardbol EEN plek waar een individu
als ik, zich eens EEN moment kan isoleren van de hem
omringende jachtige samenleving, gedurende enkele
etmalen, teneinde zich volledig en ongestoord te kunnen
wijden aan het creëren van nog niet gecreëerde
fantasieën?
Ja, die is er. (*)@$$’&|*+£#!÷#=-><...
*) Papendu ok dandimel ad vendrona. Ende mok ferdi - as
Papenmuts, Breda!
Peer.
Moddegij is lustre. ‘t Is nou ‘t moment, begrijpte gij
wel, daawe nog efkes kenne praote en zuupe, witte wel,
ee, en daorom wou ‘k oe vraoge om saome nog es unne
kriek aon te vatte, ee, witte wel, begrijpte wel?
Waffinde d’r van? Ee?
Van die momenten (871010)
Goed. Daar zitten we dan weer. Sytze Backer zal nu weer
eens gaan proberen, iets zinnigs uit zijn pen
tevoorschijn te brengen, hetgeen hem de laatste tijd
niet mede gevallen is. Luisterend naar UFO, drinkend
wijn & trappist tegelijk, moet het niet zwaar vallen,
om, amper vier weken na het Papenmuts-avontuur, iets op
papier te zetten dat sens maakt. However, het is altijd
nogal wat om die eerste letter voor mekaar te boksen.
Die eerste letter, dat is een rotletter. Daarna valt
het mee, gaat het soms bijna vanzelf. Het probleem is
echter, dat ik uit P.s gedragingen (zit na te denken en
schrijft af en toe wat) opmaken kan, dat hij het
vliegwiel al draaiende heeft, terwijl ik de overgang
van spierverwarmend zwetsengeschrijf naar zinnig proza
nog niet heb weten te maken! Welaan dan, vooruit met de
geit.
Nijlpaard (871010)
‘Papa, ik wil voor mijn verjaardag een nijlpaard.’
‘Hm, een nijlpaard, zeg je?’
‘Ja papa, een nijlpaard. Mag dat?’
‘Nee.’
Limpie (871010)
Een roestige spijker uit Schagen Hoefde je niks te
vragen
Als je maar hard genoeg sloeg
Kwam hij na wat gezwoeg
Zelf wel een antwoord aandragen.
Haiku (871010)
Het stormt ontzettend
Horen en zien vergaat je
Binnen is het warm.
Op het Beest (871010)
Zes criminelen, door en door slecht
Hadden een gemeen plan belegd
Toen zegevierde het recht
Want er kwam geen flikker van terecht.
Na deze mislukte limerick graaf ik diep in de
catacomben van mijn oloroonbrei, op zoek naar een
geschikt thema voor een schrijving deze avond. Ik stuit
op een partij knokkende verhalen die hiervoor wel in
aanmerking komen. Deze bloedige vechtpartij eindigde in
een overwinning van het volgende:
Leeg (871129)
Niks op de radio
En niks op TV
‘t Is een mooie dag
Maar wat doen we d’r mee...
Lêstafel
Leestafel
Reading-table
Werom / Terug / Back